Het Vogeltje en het Regenwormpje.
Een vogeltje met een enorme honger vloog rond op zoek naar iets lekkers om te eten. Toen zag hij een regenwormpje dat uit de grond kwam. Het vogeltje dacht: "Ha, dat is een lekker hapje!" Hij dook naar beneden om het regenwormpje te pakken.
Maar het regenwormpje was niet dom. Hij zag het vogeltje aankomen en trok zich snel terug in de grond. Het vogeltje miste zijn doel en belandde met een plof op de grond. Hij schudde zijn veren en keek boos naar het regenwormpje. "Kom hier, jij!" riep hij. "Je bent van mij!"
Het regenwormpje stak zijn kopje weer uit de grond en zei: "Nee, dat ben ik niet! Ik ben van mezelf! Waarom wil je me opeten? Ik heb je niets gedaan!" Het vogeltje zei: "Dat maakt me niet uit! Ik heb honger en jij bent mijn eten!"
Het regenwormpje zei: "Dat is niet eerlijk! Ik heb ook recht om te leven! Kunnen we geen vrienden zijn in plaats van vijanden?" Het vogeltje zei: "Vrienden? Met jou? Hoe dan?" Het regenwormpje zei: "Nou, we kunnen samen spelen, praten, en leren van elkaar. Misschien kunnen we elkaar zelfs helpen. Ik weet veel over de grond en jij weet veel over de lucht. We kunnen elkaar nieuwe dingen laten zien."
Het vogeltje dacht even na. Hij had nog nooit een vriend gehad. Hij was altijd alleen en moest altijd vechten voor zijn eten. Hij vond het leven best zwaar en saai. Hij zei: "Nou, dat klinkt wel leuk. Maar hoe weet ik dat je me niet voor de gek houdt? Misschien wil je me alleen maar afleiden zodat je kunt ontsnappen."
Het regenwormpje zei: "Dat zou ik nooit doen! Ik beloof je dat ik eerlijk ben. Als je me niet gelooft, kun je me een test geven. Vraag me iets wat je wilt weten en ik zal je antwoord geven." Het vogeltje zei: "Oké, dan. Wat is het grootste dier dat je ooit hebt gezien?" Het regenwormpje zei: "Dat is een mol. Hij is heel groot en sterk en heeft scherpe tanden. Hij graaft gangen onder de grond en eet regenwormen zoals ik. Ik ben heel bang voor hem."
Het vogeltje zei: "Wow, dat klinkt eng. Ik heb ook een groot en sterk dier gezien. Het is een arend. Hij is heel snel en slim en heeft scherpe klauwen. Hij vliegt hoog in de lucht en eet vogels zoals ik. Ik ben ook heel bang voor hem." Het regenwormpje zei: "Oh, dat klinkt ook eng. We hebben allebei iets gemeen. We hebben allebei vijanden die ons willen opeten."
Het vogeltje zei: "Ja, dat is waar. We hebben allebei iets gemeen. We hebben allebei angst. Maar weet je wat? We durven ons te verdedigen en te ontsnappen. We geven niet op." Het regenwormpje zei: "Ja, dat is ook waar. We hebben ook iets anders gemeen. We hebben allebei moed. We durven ons te laten zien en te praten. We zijn niet bang voor het onbekende."
Het vogeltje en het regenwormpje keken elkaar aan en glimlachten. Ze voelden een warm gevoel in hun hart. Ze zeiden: "Weet je wat? We hebben nog iets gemeen. We hebben allebei een vriend. Jij bent mijn vriend en ik ben jouw vriend. We zijn vrienden!" Ze gaven elkaar een knuffel en begonnen te lachen. Ze waren blij dat ze elkaar hadden gevonden.
En zo begon het verhaal van het vogeltje en het regenwormpje die vrienden werden. Ze speelden, praatten, en leerden van elkaar. Ze hielpen elkaar als ze in gevaar waren. Ze maakten plezier en waren gelukkig. Ze waren de beste vrienden die je je kunt voorstellen.